Diarree bij het veulen
Ziekte
Diarree is een significante oorzaak van ziekte en sterfte bij het neonatale veulen. Het kan hierbij gaan om een ongecompliceerde diarree of om een enteritis die geassocieerd is met een systemische ziekte. Er zijn verschillende niet-infectieuze en infectieuze oorzaken die kunnen leiden tot enterocolitis of enteritis bij het jonge veulen.
Onder de niet-infectieuze oorzaken vallen onder andere de veulenhengstigheid, gastroduodenale ulceratie, mechanische enterocolitis en nutritionele oorzaken van diarree.
Bij de infectieuze oorzaken kunnen zowel bacteriële, virale of parasitaire infecties van belang zijn. De meest voorkomende bacteriële oorzaak van diarree bij jonge veulens is een infectie met Clostridium perfringens of difficile. Hoewel deze kiemen bij oudere paarden vooral secundair diarree kunnen veroorzaken, kunnen ze bij veulens optreden als primaire pathogenen. Naast waterige tot bloederige diarree kan eveneens koliek, dehydratatie en tachypnee aanwezig zijn. Salmonella kan enterocolitis veroorzaken bij paarden van alle leeftijden. Een Salmonella infectie gaat meestal gepaard met koorts, al dan niet hemorrhagische diarree, depressie, shock en koliek. Hoewel Escherichia coli één van de meest voorkomende oorzaken van sepsis is bij veulens, wordt deze infectie zelden geassocieerd met diarree. Lawsonia intracellularis kan bij veulens leiden tot equiene proliferatieve enterocolitis (EPE). Vooral gespeende veulens kunnen hierdoor getroffen worden en kunnen naast diarree eveneens koorts, lethargie, perifeer oedeem, koliek en gewichtsverlies vertonen.
Van de virale oorzaken voor diarree bij het veulen is rotavirus de meest voorkomende. De meeste aangetaste veulens zijn tussen 5 en 35 dagen oud. Diarree kan optreden tot een leeftijd van 60 dagen, maar kent over het algemeen een milder verloop bij oudere veulens. Rota diarree kan variëren van milde tot zeer ernstige waterige diarree met aanwezigheid van dehydratatie. Coronavirus kan eveneens een veroorzaker zijn van virale enteritis bij veulens, maar wordt eerder zelden vastgesteld. De rol van adenovirus in neonatale diarree is onbekend, maar wordt wel sporadisch beschreven.
De rol van parasitaire infecties bij diarree bij jonge veulens is niet volledig aangetoond. Eieren van Strongyloides westeri kunnen reeds vanaf 10 dagen postpartum teruggevonden worden in de mest. De belangrijkste bron van infectie is de melk van de merrie. Tenzij er een hoge infectiegraad is, zal een infectie met Strongyloides westeri zelden leiden tot diarree. Cryptosporidium parvum kan vanaf de leeftijd van 4 tot 21 dagen de oorzaak zijn van diarree. Giardia sp. en Eimeria leukarti kunnen teruggevonden worden bij zowel gezonde veulens als veulens met diarree, maar hun rol in het optreden van diarree is niet nader bepaald.
Diagnose
Gezien de uiteenlopende mogelijke oorzaken van diarree bij veulens en de afwezigheid van specifieke kenmerken voor een bepaalde etiologie, is een uitgebreide analyse van een meststaal meestal noodzakelijk. De mest dient zo vers mogelijk verzameld te worden en zo snel mogelijk gekoeld aan het laboratorium bezorgd te worden. Een standaard aerobe of anaerobe cultuur kan een indicatie geven van een bacteriële oorzaak. Indien men een vermoeden heeft van een infectie met Lawsonia intracellularis wordt best gekozen voor PCR onderzoek in combinatie met bepaling van antistoffen op een bijgestuurd serumstaal. Virale oorzaken kunnen best gediagnosticeerd worden door middel van PCR op een meststaal. In geval van een parasitaire infectie kan het soort worm en de omvang van de besmetting nagegaan worden door middel een flottatie en het aanvragen van een telling van eieren of oöcysten (EPG/OPG). Voor het aantonen van Cryptosporidium parvum kan een kleuring op de mest aangevraagd worden en voor giardia is een ELISA test beschikbaar.
Preventie en behandeling
Indien de oorzaak van de diarree gekend is, kan een specifieke behandeling ingesteld worden zoals bijvoorbeeld gerichte antibiotica in geval van Clostridium of Salmonella of ontworming in geval van een wormprobleem. Er is echter steeds een ondersteunende vloeistoftherapie nodig in geval dehydratatie aanwezig is. In ernstige gevallen is een kliniekopname wenselijk. Een correctie van de zuur-base balans en electrolyten verhouding kan noodzakelijk zijn. Aangezien veulens met enteritis gevoelig zijn voor het ontwikkelen van ulcers is een anti-ulcer therapie aangewezen. Afhankelijk van de oorzaak van de diarree kan isolatie van het veulen en de merrie noodzakelijk zijn.